Wij leren onze studenten dat er vier hoofdgroepen diabetes zijn: type 1, type 2, groep 3 (secundaire vormen van diabetes, zoals na pancreatectomie of bij gebruik van steroïden) en zwangerschapsgerelateerde diabetes. Deze indeling suggereert dat type 2 DM, net als type 1 DM, een duidelijk gedefinieerd ziektebeeld is. Maar iedereen die patiënten met type 2 DM c.q. diabetes ontstaan op de volwassen leeftijd behandelt weet dat deze ziekte vele verschijningsvormen kent die niet alle op dezelfde wijze reageren op de standaardtherapie.
Leif Groop, een onderzoeker uit Zweden, heeft geprobeerd deze heterogeniteit te ondervangen door een nieuwe classificatie van adult-onset DM (zie ook Groop L., Lancet Diabetes and Endocrinology maart 2018 en september 2019). Die classificatie zou kunnen helpen de behandeling te individualiseren. Groop rapporteerde zijn nieuwe studieresultaten afgelopen donderdag op het symposium ‘The many faces of diabetes’ in Barcelona.
Uitvoering: Groop et al hebben de gegevens geanalyseerd (data driven cluster analysis) van 8990 pas ontdekte adult onset diabetespatiënten uit een Zweeds cohort. De clusters werden gebaseerd op de volgende variabelen: anti-GAD, leeftijd bij diagnose, BMI, HbA1c en HOMA (B-celfunctie en insuline resistentie) en werden gerelateerd aan prospectieve data over de medicatie en het ontstaan van complicaties uit de status van de patiënten. Vervolgens werd validatie uitgevoerd gebruikmakend van 3 onafhankelijke cohorten van in totaal 6000 casus. Daarna werd regressie-onderzoek gedaan om tijd tot complicaties, tijd tot het bereiken van de HbA1c-doel, risico op complicaties en genetische associaties te vergelijken.
Belangrijkste resultaten: Er werden 5 reproduceerbare clusters van patiënten gevonden die verschillende patiënt-karakteristieken en een verschillend risico op diabetes complicaties hadden. Deze clusters waren:
- SAID: severe autoimmune diabetes
- SIDD: severe insulin deficient diabetes
- SIRD: severe insulin resistant diabetes
- MOD: moderate obesity-related diabetes
- MARD: moderate age-related diabetes.
Personen uit het cluster SIRD, het cluster met de sterkste insuline resistentie, hadden een significant hogere kans op diabetische nefropathie dan individuen uit cluster 4 en 5, hoewel aan hen dezelfde medicatie was voorgeschreven. En cluster 2, d.w.z. SIDD, had de hoogste kans op retinopathie. In overeenstemming met de clustering bleek de genetische associatie in de clusters te verschillen van die van traditionele type 2 diabetes.
Conclusie: Er werden 5 subgroepen van diabetes onderscheiden met verschillende ziekteprogressie en een verschillend risico op diabetescomplicaties. Deze nieuwe onderverdeling kan wellicht helpen om behandeling te individualiseren en om vroege therapie te richten op de patiënten die daar het meeste baat bij hebben.
Relevantie voor de dagelijkse praktijk: Dit is interessant onderzoek met verrassende resultaten. Maar wat kunnen we ermee op ons spreekuur? Duidelijke boodschappen zijn dat we extra beducht moeten zijn op nefropathie bij de opvallend insulineresistente patiënt, en op retinopathie bij de opvallend insuline deficiënte patiënt. Maar betekent dit ook dat we vanaf morgen bij al onze patiënten insulineresistentie gaan proberen te kwantificeren middels HOMA’s? Nee, eerst moet het onderzoek uitgebreid worden, ook naar populaties buiten Scandinavië. Vervolgens moeten er behandel-algoritmes ontwikkeld worden en klinisch getest. Gegevens uit dat soort onderzoek zullen moeten aangeven welke praktische implicaties de classificatie voor onze zorgstandaard heeft. Maar de studie van Groop onderstreept wel dat adult onset diabetes allerminst een homogeen ziektebeeld is.