Waarom wordt de diagnose van MODY (Maturity Onset Diabetes of the Young) nog vaak gemist? Van alle diabetespatiënten heeft 2-3% MODY, maar slechts een klein deel van hen is genetisch gediagnosticeerd. Hoe komt dat en waarom is het belangrijk om MODY te herkennen?
MODY is een monogene aandoening die ontstaat door autosomaal dominante overerving. Bij MODY is sprake van een bètacel-defect. Er zijn inmiddels meer dan 10 varianten van MODY bekend. In Europa komt HNF1α-MODY (MODY3) het meest voor, gevolgd door GCK-MODY (MODY2) en HNF4α-MODY (MODY1). De andere typen zijn heel zeldzaam.
MODY2
Bij GCK-MODY is sprake van een mutatie in het enzym glucokinase en is het ‘set-point’ voor insulinesecretie verhoogd waardoor de nuchtere bloedglucosewaarden licht verhoogd zijn (5,5-8,3 mmol/l). De glucosestijging na een maaltijd is normaal (< 3 mmol/l) maar doordat de nuchtere waarden al verhoogd zijn, zijn er ook verhoogde postprandiale waarden. Van alle MODY-patiënten heeft 20-30% deze variant. Het HbA1c is <60 mmol/mol Hb. MODY2 komt al vanaf de geboorte tot uiting met een diagnosepiek rondom 25 jaar. Deze vorm van diabetes verloopt vrij stabiel en geeft geen verhoogd risico op complicaties. Er is geen behandeling voor GCK-MODY. De normale adviezen over leefstijl die voor de gehele bevolking gelden, gelden ook voor GCK-MODY patiënten, op dezelfde wijze.
HNF4α-MODY (MODY1) en HNF1α-MODY (MODY3): insulinesecretie probleem
Anders is het met HNF4α-MODY en HNF1α-MODY. Bij deze varianten is sprake van een insulinesecretie probleem door een mutatie in HNF4α en HNF1α. Van alle MODY-patiënten heeft 60-70% een van deze varianten. De aandoening kan op verschillende leeftijd tot uiting komen, in het begin middels verhoogde postprandiale waarden. De eerste keuze is behandeling met een SU-derivaat. Het gaat hier om een progressieve ziekte waardoor na verloop van tijd ook de nuchtere waarden gaan stijgen en insuline nodig zal zijn. Ook bestaat het risico op microvasculaire complicaties.
Diagnose vaak gemist
In het verleden werd MODY op de kinderleeftijd vaak voor (beginnende) type 1 diabetes aangezien, en MODY op oudere leeftijd vaak voor type 2 diabetes. In het geval van GCK-MODY werd dan vaak de vergissing gemaakt om met medicatie te behandelen: insuline op de kinderleeftijd en metformine op oudere leeftijd. Dit terwijl behandeling niet nodig is. Ook bij diabetes op volwassen leeftijd dat abusievelijk voor type 2 diabetes wordt aangezien maar berust op HNF4α-MODY1 of HNF1α-MODY3 wordt metformine voorgeschreven terwijl een SU-derivaat de voorkeur heeft.
Juiste diagnose
Een goede familieanamnese kan de diagnose MODY waarschijnlijker maken.
- Komt diabetes binnen de familie in meerdere generaties voor?
- Werd de diagnose diabetes bij familieleden op jonge leeftijd gesteld? In ieder geval bij 1 familielid onder de 25 jaar?
- Welke behandeling werd gegeven, welke dosering en wat was het beloop?
- Is de BMI bij patient en familieleden lager dan 27?
Als er op de meeste van bovenstaande vragen bevestigend geantwoord kan worden, is er mogelijk sprake van MODY. Een genetische test kan hierover uitsluitsel geven. Een onjuiste diagnose kan therapeutische consequenties hebben: het is daarom van groot belang de juiste diagnose te stellen en de juiste behandeling te starten.
 Tijdens het Langerhans symposium op 14 juni sprak prof. Eelco de Koning van het Leids Universitair Medisch Centrum onder meer over MODY. Het LUMC is expertisecentrum op het gebied van monogene diabetes. Zie voor meer informatie: https://www.lumc.nl/org/interne-geneeskunde/endocrinologie/endocrinologie/diabetes-centrum-leiden/