Bij patiënten met DM type 2 die worden opgenomen in het ziekenhuis komen frequent hypo-en hyperglykemische ontregeling voor. Dit gaat  gepaard met een hogere morbiditeit, mortaliteit en ziekenhuiskosten. Deze ontregeling kan worden toegeschreven aan verscheidene oorzaken, zoals een slechte voedingsstatus, kritieke ziekte, steroid gebruik of veranderingen in medicijngebruik.
In de huidige praktijk wordt tijdens een klinische opname veelal gebruik gemaakt van Point Of Care (POC) glucosemetingen. Aangezien POC metingen meestal 4-6 keer per dag (overdag) worden verricht, blijven tijdsintervallen bestaan waarin hyper- en hypoglykemieen zich kunnen voordoen. Continue glucose monitoring (CGM) is een alternatieve manier om de glucosewaarden te monitoren. Met CGM kan elke paar minuten een meting verricht worden, en bestaat de mogelijkheid om een alarm te geven bij zowel hypo-als hyperglykemie. Er wordt steeds meer gebruik gemaakt van continue (en intermitterende) glucose monitoring waarbij een gunstig effect wordt gezien op de glucoseregulatie. Echter, er zijn weinig resultaten beschikbaar van prospectieve onderzoeken naar het gebruik van CGM in de klinische setting. Graag informeren wij u dan ook over 3 Amerikaans prospectieve onderzoeken die recent zijn gepubliceerd in Diabetes Care waarbij het gebruik van CGM werd vergeleken met POC metingen tijdens ziekenhuisopnames.
Uitvoering en belangrijkste resultaten
- Singh et al. hadden als doel te onderzoeken of CGM gebruik bij patiënten op een niet-IC verpleegafdeling het aantal hypoglykemische events kon verminderen. 72 volwassen patiënten met type 2 DM die met insuline therapie behandeld werden, en een hoog risico op hypoglykemie hadden, werden gerandomiseerd naar real-time (RT) CGM Dexcom G6)of POC glucosemetingen. De waarden gemeten met CGM werden wireless doorgestuurd naar een centrale computer bij de verpleegkundigenpost. Er werden alarmen naar deze computer gestuurd bij het optreden van hyperglykemie (22.2 mmol/l) of een (waargenomen trend naar) hypoglykemie (4.7 mmol/l). Er waren minder vaak hypoglykemieen in de RT-CGM groep dan in de POC groep (glucose < 3.9 mmol/L; 0.67 [95% CI 0.34–1.30] vs. 1.69 [1.11–2.58], p= 0.024 en (glucose < 3.0 mmol/L; 0.08 [0.03–0.26] vs. 0.75 [0.51–1.09], p=0.003). Er werd geen verschil gevonden in percentage glucose ‘time in range’ (3.9 – 10.0 mmol/L) en ‘ time above range’ (>10.0 mmol/L)
- In de gerandomiseerde studie van Forstmann et al. werd de glucoseregulatie vergeleken bij 110 patienten met type 2 DM en behandeld werden met insuline therapie en opgenomen waren op een niet-IC vepleegafdeling. Patiënten werden gerandomiseerd naar ofwel RT-CGM (Dexcom G6) ofwel POC glucosemetingen. Ook in deze studie werden de verpleegkundigen door middel van alarmen geattendeerd wanneer een hyperglykemie optrad, of (een trend richting) hypoglykemie waargenomen werd. In de RT-CGM groep was het gemiddelde glucose gedurende de opname -1.02 mmol/L lager, het percentage glucose time in range, (ie. 3.8 – 10.0 mmol/L), hoger (+ 11.26%, p <0.05) en het percentage van de tijd in hyperglykemie lager (-11.41%, p < 0.05).
- In een prospectieve, niet gerandomiseerde studie van Galindo et al. werden 134 volwassen, patiënten met type 2 DM geïncludeerd . Patiënten waren opgenomen op de interne of heelkunde afdeling. Het doel van deze studie was om de performance en toegevoegde waarde van de nieuwe FreeStyle Libre (FSL) PRO CGM sensor (diagnostische sensor) te beoordelen in vergelijking met POC metingen. Deze FSL Pro CGM, waarbij elke 15 min automatisch een meting gegenereerd wordt, is in Nederland nog niet op de markt en dient niet verward te worden met het alhier veel gebruikte FSL Flash systeem. Er werd bij de opgenomen patiënten zowel POC metingen als FSL pro CGM metingen gedaan. De FSL pro CGM data waren geblindeerd voor de zorgverlener (en de patient) en de resultaten werden pas na ontslag geanalyseerd en vergeleken met de POC metingen. Met POC metingen werd minder vaak een hypoglykemie gemeten dan met FSL pro CGM (glucose <3.9 mmol ; 14% (POC, n=14) vs 56% (CGM, n=54) en glucose < 3.0 mmol/L 4.1% (n=4)  vs 36% n=35)) De prevalentie van nachtelijke CGM hypoglykemie (glucose < 3.0 mmol/L) was 26  % (N=25). De accuratesse van de FSL pro CGM is lager in de hypoglycemische range.
Relevantie voor de praktijk
Concluderend zijn de resultaten van bovenstaande studies veelbelovend, een betere glycemische controle is mogelijk met behulp van CGM voor opgenomen patiënten met type 2 DM. Daarnaast laat de studie van Galindo (FSL-pro CGM) zien dat hypoglykemie vaak voorkomt in het ziekenhuis en niet altijd wordt opgemerkt met de huidige POC metingen. De studies van Fortmann en Singh tonen aan dat mbv CGM ook de tijd in hypoglykemie lager wordt. Daarnaast is CGM vriendelijker voor de patiënt ivm frequente vingerprikken. Echter er zijn ook nog vragen niet beantwoord, hoe relevant zijn bijvoorbeeld deze studie resultaten voor de praktijk? Deze studies geven nog geen antwoord op vragen zoals bijvoorbeeld of CGM gebruik de opname duur verkort, en of de kans op complicaties of mortaliteit verlaagd wordt. Daarnaast is er extra aandacht nodig voor de praktische implementatie van CGM in de kliniek, zoals opleiding van verpleegkundigen en ICT aanpassingen. Het is wachten op toekomstige studie resultaten of CGM in de kliniek een waardige, kosten effectieve vervanger van POC glucose metingen blijkt.