De behandeling van diabetes heeft de laatste jaren aanzienlijke vooruitgang geboekt, met nieuwe medicijnen en technologieën. Echter, de toepassing hiervan tijdens de zwangerschap blijft achter. Tijdens de American Diabetes Association (ADA) conferentie dit jaar werden meer dan 80 abstracts over diabetes en zwangerschap gepresenteerd, waarvan één als Presidents’ Select werd geselecteerd. Dit artikel bespreekt de hoogtepunten van twee symposia over medicatiegebruik tijdens de zwangerschap.
Symposium: “Myth Busters on Category X Drugs in Pregnancy”
Dit symposium benadrukte het belang van medicatie voor zwangere vrouwen met diabetes. Veel vrouwen hebben twee of meer medicijnen nodig tijdens de zwangerschap. Het risico van onbehandelde ziekten voor de foetus is vaak groter dan het risico van medicatie. Zo verhoogt een hoog HbA1c-gehalte bij de moeder het risico op aangeboren afwijkingen bij de baby, en het hebben van diabetische nierschade vergroot het risico op pre-eclampsie en groeiachterstand bij de foetus. Desondanks stoppen artsen vaak met medicatie uit angst voor onbekende effecten op de foetus. In het symposium werd dieper ingegaan op twee medicijngroepen.
GLP-1 receptor agonisten (GLP-1RA): Er is bezorgdheid over de veiligheid van GLP-1RA tijdens de zwangerschap. Dierstudies tonen risico’s zoals skeletafwijkingen, maar deze studies gebruikten hoge doseringen en werden uitgevoerd bij dieren zonder diabetes. Observatiestudies bij mensen zijn geruststellend, met een risico op congenitale afwijkingen vergelijkbaar met insulinegebruik (~8%). Een ander probleem is de gewichtstoename na het stoppen van GLP-1RA, wat geassocieerd is met zwangerschapscomplicaties. Hoewel het algemene advies is om GLP-1RA 3 maanden voor conceptie te staken, valt er wat voor te zeggen om hier 6 maanden van te maken – om het risico van gewichtstoename op de foetale groei te verminderen.
RAAS Remmers: RAAS-remmers verhogen het risico op aangeboren afwijkingen fors als ze worden gebruikt in het 2e en 3e trimester, maar slechts ‘lichtjes’ als ze in het eerste trimester worden gebruikt. De consensus is om deze medicatie te stoppen in het 1e trimester en direct na de zwangerschap weer te hervatten, ook bij het geven van borstvoeding.
Symposium: “Fetal Effects of Metformin”
Metformine wordt steeds vaker gebruikt tijdens de zwangerschap bij type 2 diabetes en zwangerschapsdiabetes. Het wordt als veilig beschouwd omdat het geen congenitale malformaties veroorzaakt. Echter, na blootstelling aan metformine zijn pasgeborenen vaak ‘small for gestational age’ (SGA), waarvan de lange termijn gevolgen nog onduidelijk zijn.
In dit symposium werden resultaten samengevat van een recent ontwikkeld diermodel met resusapen (zonder diabetes). De apen kregen vanaf 30 dagen zwangerschapsduur metformine of placebo, en een Western-style of normaal dieet. Na 145 dagen (normale zwangerschapsduur is 165 dagen) was metformine aantoonbaar in de foetus. Er waren geen congenitale afwijkingen. Wel werd foetale groeirestrictie gezien, vooral in de lever en skeletspieren. Bij nadere analyse van hepatocyten had metformine geen effect op de glucoseproductie en insulinegevoeligheid in de lever, maar onderdrukte het wel mitochondriële zuurstofconsumptie en ATP-productie. Het activeerde ook stresspathways en onderdrukte groeistimulerende hepatokinen (een mogelijke verklaring voor de verminderde skeletspiergroei). Metformine veroorzaakte een toename van de grootte van β-cellen, maar had geen effect op insuline-secretie, terwijl het de insuline-inhoud verminderde. De lange termijn consequenties van al deze effecten zijn nog onbekend, maar 2-jaar follow-up data volgen binnenkort.
Omdat de effecten van metformine bij de moeder tegenvielen (er was zelfs verhoogde insulineresistentie tijdens de zwangerschap, maar postpartum wel sneller herstel) werd er getwijfeld aan het nut van metformine tijdens de zwangerschap: beperkte maternale voordelen, en mogelijk foetale nadelen.
Conclusies
De symposia benadrukken het belang van balans in medicatiegebruik tijdens de zwangerschap. Het is cruciaal om moeders niet onder te behandelen uit angst voor mogelijke schade aan de baby, maar ook om onnodige blootstelling van de foetus aan schadelijke medicatie te vermijden. De behandeling moet individueel worden afgestemd, gebaseerd op gedeelde besluitvorming tussen de arts en de patiënt.