Recente studies naar het effect van SGLT-2 remmers bij patiënten met type 1 diabetes hebben mogelijke positieve effecten gezien wanneer ze in combinatie met insuline gebruikt worden. Sotagliflozine is een nieuwe remmer van SGLT-1 en SGLT-2. Remming van SGLT-1 proximaal in de darmen zorgt voor een reductie van de glucose reabsorptie, hierdoor vindt een vertraging en vermindering van de postprandiale hyperglykemie plaats. SGLT-2 remming zorgt daarnaast voor een verminderde glucose reabsorptie vanuit de nieren. In de inTandem3 studie is gekeken naar het effect van sotagliflozine bij 1402 patiënten met type 1 diabetes. Deze studie liet een verbetering zien in HbA1c-waarde, lichaamsgewicht en systolische bloeddruk, zonder een stijging in het aantal ernstige hypoglykemieën. Er was echter een stijging te zien in het optreden van diabetische ketoacidose. In de inTandem2 studie is gekeken naar het effect van sotagliflozine na 52 weken behandeling.
De trial was gerandomiseerd en dubbelblind, en bestond uit 782 patiënten uit 96 centra in Europa en Israël. Inclusiecriteria waren het hebben van type 1 diabetes voor minstens 1 jaar, gebruik van een insuline pomp of injecties (MDI), leeftijd van 18 jaar of hoger, HbA1c-waarde voor optimalisatie van 7.0-11.0%, eGFR >45 ml/min/1.73m2 en triglyceride <600 mg/dl. Patiënten werden behandeld met sotagliflozine 200 mg (n=261), sotagliflozine 400 mg (n=263) of placebo (n=258) eenmaal daags na 6 weken optimalisatie van insulinetherapie. Het primaire eindpunt was verschil in HbA1c-waarde van baseline na 24 weken. Secundaire eindpunten waren HbA1c-waarde, gedocumenteerde hypoglykemie, nuchtere glucosewaarde en gewicht na 52 weken, patient reported outcomes (PROs), proportie patiënten met HbA1c-waarde <7.0% zonder ernstige hypoglykemie of diabetische ketoacidose.
Baseline karakteristieken tussen de groepen waren gelijk. Behandeling met sotagliflozine 200 en 400 mg leidde tot een verbetering van het HbA1c en tevredenheid van de patiënten na 24 weken in vergelijking met placebo. Er was tevens een daling in het HbA1c, gedocumenteerde aantal hypoglykemieën, gewicht, plasma nuchtere glucose en patient distress na 52 weken. Patiënten die sotagliflozine 400 mg kregen hadden het minste aantal ernstige hypoglyekemieën, maar wel meer genitale schimmelinfecties, diabetische ketoacidose en diarree in vergelijking met placebo.
Sotagliflozine 200 mg en 400 mg zijn geassocieerd met een significante HbA1c reductie, ook na 52 weken, en daarnaast ook een verbetering in het aantal gedocumenteerde hypoglykemieën en patient reported outcomes. Diabetische ketoacidose kwam meer voor in de groep die behandeld werd met sotagliflozine 400 mg in vergelijking met placebo. Ernstige hypoglykemie kwam minder voor in de sotagliflozine 400 mg groep.
Klik hier voor het volledige artikel.
Efficacy (mITT population) and Safety (safety population) Results | |||
Placebo n=258 |
SOTA 200 mg n=261 |
SOTA 400 mg n=263 |
|
Mean A1C at Baseline, after 6-week insulin optimization, % | 7.79 | 7.74 | 7.71 |
Outcomes at Week 24 | |||
A1C LSM difference from placebo, % ± SE (P-value) | – | -0.37±0.06 (P<0.001) | -0.35±0.06 (P<0.001) |
Outcomes at Week 52 | |||
A1C LSM difference from placebo, % ± SE (P-value) | – | -0.21±0.07 (P=0.003) | -0.32±0.07 (P<0.001) |
FPG LSM difference from placebo, mmol/L ± SE | – | -0.27±0.33 (P=0.41) | -0.87±0.33 (P=0.008) |
Daily insulin LSM difference from placebo, IU ± SE (P-value) | – | -2.81±1.14 (P=0.014) | -3.37±1.14 (P=0.003) |
DH ratea, LSM difference from placebo ± SE (P-value) | -0.03±0.01 (P=0.017) | -0.03±0.01 (P=0.006) | |
Body weight LSM difference from placebo, kg ± SE (P-value) | – | -2.18±0.36 (P<0.001) | -2.92±0.36 (P<0.001) |
Mean daily bolus insulin dose at Baseline, IU | 32.1 | 31.1 | 31.9 |
Bolus insulin dose mean change from Baseline, % ± SE | 4.21±3.25 | -3.48±3.24 | -7.94±3.23 |
Bolus insulin LSM difference from placebo, % ± SE (P-value) | – | -7.70±4.41 (P=0.08) | -12.15±4.40 (P=0.006) |
Net clinical benefit at Week 52 | |||
A1C <7.0% without SH and without DKA, n (%) | 37 (14.3) | 67 (25.7) | 70 (26.6) |
Safety outcomes over 52 weeks | |||
Any TEAE, n (%) | 158 (61.2) | 178 (68.2) | 181 (68.8) |
TEAEs leading to study discontinuation, n (%) | 9 (3.5) | 10 (3.8) | 18 (6.8) |
Treatment-emergent serious adverse events, n (%) | 17 (6.6) | 26 (10.0) | 21 (8.0) |
Death, n (%) | 2 (0.8)* | 0 | 0 |
DKAb, n (%) | 0 | 6 (2.3) | 9 (3.4) |
Severe hypoglycemia, n (%) | 13 (5.0) | 13 (5.0) | 6 (2.3) |
Diarrheac, n (%) | 9 (3.5) | 12 (4.6) | 19 (7.2) |
Genital mycotic infection, n (%) | 6 (2.3) | 24 (9.2) | 29 (11.0) |
Patient reported outcomes | |||
DTSQ score LSM difference from placebo at Week 24 ± SE (P-value) | – | 2.0±0.4 (P<0.001) | 1.7±0.4 (P<0.001) |
DDS2 score LSM difference from placebo at Week 52 ± SE (P-value) | – | -0.2±0.2 (P=0.23) | -0.3±0.2 (P=0.046) |
DDS2, two-item Diabetes Distress Screening Scale (negative scores indicate improvement); DH, documented hypoglycemia; DKA, diabetic ketoacidosis; DTSQ, diabetes treatment satisfaction questionnaire; FPG, fasting plasma glucose; LSM, least squares mean; mITT, modified intent-to-treat; SE, standard error; SH, severe hypoglycemia; SOTA, sotagliflozin; TEAE, treatment emergent adverse events. *One death was due to cardiopulmonary failure and the other to a malignant lung neoplasm. aevents per patient per day ≤3.0 mmol/L (≤55 mg/dL); bPositively-adjudicated events (defined as an adjudicator assessment of yes/certainly or yes/probably), discontinuation of drug due to DKA was: 0% placebo, 0% SOTA 200 mg, and 1.9% for SOTA 400 mg; cDiscontinuation of drug due to diarrhea was: 0.4% placebo, 0.8% SOTA 200 mg, and 0.8% SOTA 400 mg. |