De Diabetes Prevention Program Outcome Study (DPPOS) is een follow-up studie, waarin de deelnemers die tussen 1996 en 2001 deelnamen aan de ‘Diabetes Prevention Program (DPP) studie langdurig gevolgd worden. De DPP studie was een gerandomiseerde multicenter-studie, waarbij deelnemers met overgewicht of obesitas en een hoog risico op diabetes (i.e. prediabetes) werden gerandomiseerd naar: 1) een intensieve leefstijlinterventie gericht op gewichtsverlies, 2) 850 mg metformine 2x per dag of 3) een placebo. Uit de studie kwam na 5 jaar onomstotelijk naar voren dat zowel de leefstijl interventie als metformine resulteerde in respectievelijk 58% en 31% verlaging van het risico om type 2 diabetes te ontwikkelen in vergelijking met placebo.
Het doel van de DPPOS studie was om te onderzoeken wat de lange termijn effecten waren van deze gunstige DPP resultaten op de incidentie van type 2 diabetes en hieraan gerelateerde complicaties. Nadat de DPP studie beëindigd was, werd dan ook 88% van de oorspronkelijke 3234 deelnemers geïncludeerd in de DDPOS studie (NB deze populatie bestond uit DPP deelnemers die nog altijd prediabetes hadden en DPP deelnemers die inmiddels type 2 diabetes hadden ontwikkeld). Op dit moment, inmiddels gemiddeld 22 jaar na hun eerste deelname in de DPP studie, is 75% van de deelnemers in de DPPOS nog in leven , en nog altijd worden gegevens van hen verzameld. Op 16 juni 2020 werden de resultaten na 22 jaar follow up gepresenteerd op de, voor het eerst virtuele, Scientific Sessions van de American Diabetes Association (ADA).
Wat zijn de belangrijkste DPPOS resultaten die op de ADA Scientific Sessions gepresenteerd werden?
Allereerst kwam naar voren dat het preventieve effect van zowel de intensieve leefstijlinterventie als metformine, dat werd gezien in de DPP studie, nog steeds zichtbaar was na 22 jaar; deelnemers uit de oorspronkelijke DPP leefstijlinterventie groep en metformine groep hadden nog altijd een respectievelijk 25 en 18% lager risico op het krijgen van diabetes in vergelijking met de placebogroep. Geheel in lijn met deze resultaten toonde men dat de mediane tijd tot het ontwikkelen van diabetes het langst duurde in de leefstijlinterventie groep (i.e.14 jaar) ten opzichte van de metformine groep (12 jaar) en de placebo groep (9.5 jaar). Het gewichtsverlies dat in eerste instantie bewerkstelligd werd tijdens de DPP studie in de leefstijlinterventie groep hield over de tijd niet volledig stand; de gewichtsverandering ten opzichte van baseline was na 22 jaar gelijk aan die in de metformine groep. Het desondanks gunstige effect in de leefstijlinterventiegroep onderschrijft het belang van leefstijladviezen ter preventie van diabetes.
Tevens werd vermeld dat, na ongeveer 22 jaar follow-up, 67% van de deelnemers (n=1374) in de DPPOS diabetes mellitus had ontwikkeld, en 33% (n=681) niet. De deelnemers die geen diabetes ontwikkelden hadden zoals verwacht een statistisch significant lager risico op retinopathie (risicoverlaging 57%, p < 0.001), nierziekten (risicoverlaging 37%, p < 0.001) en majeure cardiovasculaire uitkomsten zoals myocardinfarct en cerebrovasculair infarct (risicoverlaging 39%, p < 0.001). Zeer paradoxaal was dat, ondanks deze resultaten, er geen statistisch significant direct effect werd gezien van de interventies zelf (i.e. metformine en leefstijlinterventie) op het risico op complicaties ten opzichte van placebo. Met andere woorden: de preventie van diabetes leidde in de DPPOS tot een verlaging van het risico op complicaties, maar de interventies waarvan bewezen is dat zij tot een lagere diabetes incidentie leiden niet. De onderzoekers vermoeden dat deze paradox mogelijk (deels) veroorzaakt wordt door confounding, omdat deelnemers die niet in de oorspronkelijke metformine arm zaten, buiten de studie om metformine voorgeschreven kregen. Er zal nog aanvullend data onderzoek gedaan worden om hier meer duidelijkheid over te krijgen.
Bij sub-analyses werd er wel nog een trend gezien voor een gunstig effect van metformine op reductie van cardiovasculaire uitkomsten bij deelnemers die jonger dan 45 jaar waren toen zij begonnen met metformine gebruik. Daarnaast werd in de metformine groep een niet statistisch significante risicovermindering op kanker gezien van 12% (HR 0.72-1.09) ten opzichte van placebo.
Aangezien de gemiddelde leeftijd van de deelnemers van de DPPOS momenteel 72 jaar is, werd tot slot aandacht besteed de effecten van intensieve leefstijl en metformine op leeftijd gebonden uitkomstmaten als cognitieve functie, fysieke performance score en ‘frailty’, oftewel kwetsbaarheid. Er kwam naar voren dat leeftijd zelf verreweg de belangrijkste voorspeller was voor een vermindering van cognitief en fysiek functioneren. Behoudens een geringe vermindering van het risico op kwetsbaarheid in de intensieve leefstijlinterventiegroep ten opzichte van de placebogroep, werden geen verschillen gezien in cognitief functioneren en fysieke performance score.
Referentie: ADA Virtual Scientific Sessions 2020. Sprekers: William Knowler, David Nathan, Mark Molitch, Ronald Goldberg, Brandy Heckman-Stoddard, Jose Luchsinger-Stuart