SGLT-2 remmers hebben momenteel een vaste plaats bij de behandeling van mensen met diabetes mellitus en een hoog cardiovasculair risico of chronische nierschade. In de DAPA-CKD studie is voor dapagliflozine aangetoond dat deze nefroprotectie ook geldt voor mensen zonder DM 2 en daarom wordt dit middel in Nederland sinds 1-8-2022 vergoed bij chronische nierschade zonder DM. In de EMPA-Reg studie uit 2015 blijkt dat ook empagliflozine bij diabetes en verhoogd cardiovasculair risico niersparend werkt in de zin van minder albuminurie en op termijn minder daling van de glomerulaire filtratie snelheid(GFR). De vraag is nu: is deze protectie afhankelijk van de mate van nierschade / cardiovasculair risico? Hieronder gegevens hierover, thans gepresenteerd op de EASD, terwijl de studieresultaten van de de EMPA-Kidney studie pas op de ASN van november a.s. getoond zullen worden.
Methoden
In deze post-hoc analyse van de 7020 personen uit de EMPA-Reg studie (1 link) werd van elke patiënt bepaald tot welke categorie van de nierfalen van de KDIGO-CKD classificatie hij/zij behoorde; er bestaan 18 klassen: 6 categorieën G1 (GFR >90); G2 (GFR 60-90); G3A (GFR 45-60); G3B (GFR 30-45); G4 (GFR 15-30) en G5 (GFR < 15 of dialyse) enerzijds en de 3 categorieën A1 (albuminurie < 3 mg/mmol creat); A2 (albuminurie 3-30 mg/mmol) en A3 (albuminurie > 30 mg/mmol creat) anderzijds. Aan het eind van de studie, na gemiddeld 3,1 jaar, werd bij de patiënten de categorie bepaald waarin de patiënt uiteindelijk terecht was gekomen. Verbetering werd gekwalificeerd als verschuiving naar een lagere GFR klasse of naar een lagere albuminurie klasse, en verslechtering als verschuiving naar een hogere GFR klasse of naar een lagere albuminurie klasse. 25 % van de patiënten in EMPA-Reg studie had een classificatie G3 A of hoger, en 50 % een classificatie A2 of hoger.
Resultaten
In de placebogroep trad verslechtering van de  KDIGO-CKD risico score op bij 32, 31 en 36% in de groepen met resp. laag, matig verhoogd en hoog risico. Voor de met empagliflozine behandelde patiënten waren deze getallen: 26.0%, 24.4% en 23.3%. De Odds Ratio (95% CI) voor toename van risico op nierfalen voor alle groepen samen door het gebruik van empaglifozin was 0.70 (0.62 – 0.78). Verbetering van KDIGO-CKD risico score werd in de placebogroep gezien bij rond 17% in de groepen met resp. laag, matig verhoogd en hoog risico. Bij gebruik van empagliflozine waren deze waarden 24.6%, 27.1% en 26.2%. The OR (95% CI) voor afname van risico op nierfalen in alle groepen samen bij gebruik van empaglifozine  was 1.56 (1.30 – 1.86) in het voordeel van empagliflozine.
Conclusie
Behandeling met empagliflozine leidde in deze posthoc analyse tot 30% minder verslechtering en tot  >50%  meer verbetering in de KDIGO-CKD risicoscore. Dit gunstige effect werd gezien in alle gradaties van nierschade. Voor de patiënt met nierfalen is dit natuurlijk geweldig goed nieuws.
Relevantie voor de dagelijks praktijk
De KDIGO-CKD risicoscore geeft de kans op progressie tot eindstadium nierfalen aan en heeft als consequentie dat mensen met een zeer hoog risico 4 x/ jaar gecontroleerd moeten worden op nierfunctie, mensen met een hoog risico 3 x/ jaar en mensen met een matig  verhoogd risico 2 x/ jaar. Deze richtlijn wordt ook in Nederland toegepast en is verwerkt in de verwijscriteria. Het opschuiven naar een categorie met een lager risico zal dus consequenties hebben voor de praktijkvoering.