In grote CVOTās laten SGLT2-remmers positieve effecten zien op de ontwikkeling van hartfalen (HF) bij type 2 diabetespatiĆ«nten. De vraag is: werken SGLT2-remmers door glucose-afhankelijke mechanismen of zouden deze middelen ook effect kunnen hebben op HF-patiĆ«nten zonder diabetes?
Studieopzet
Dit is onderzocht in de d DAPA-HF trial bij 4744 HFrEF-patiĆ«nten uit 20 landen. PatiĆ«nten met eGFR <30 mL/min/1.73m2, symptomatische hypotensie, SBP <95 mmHg of type 1 diabetes werden uitgesloten. De deelnemers zijn gerandomiseerd naar dagelijks 10 mg dapagliflozine of placebo als toevoeging aan de standaardbehandeling. Van de deelnemers gebruikte 94% een ACE-remmer, een ARB (angiotensine-receptorblokker) of een ARNi (angiotensine receptorāneprilysin-inhibitor); 96% nam een bĆØtablokker en 71% een MCRA (antimineralocorticoĆÆd).
Primair eindpunt
De patiĆ«nten zijn gemiddeld 18,2 maanden gevolgd. Het samengestelde primaire eindpunt – minder CV-sterfte en minder verslechterende HF-events – werd behaald bij 386 van de 2.373 patiĆ«nten (16.3%) in de dapagliflozine groep en bij 502 van de 2.,371 patiĆ«nten (21.2%) met placebo. Uit een nadere analyse bleek dat 237 patiĆ«nten (10.0%) met dapagliflozine en 326 patiĆ«nten (13.7%) met placebo een eerste periode van verslechterend hartfalen meemaakten. Respectievelijk 227 (9.6%) en 273 (11.5%) mensen overleden door cardiovasculaire sterfte.
Bijwerkingen
178 patiƫnten (7.5%) in dapagliflozine groep kregen last van volumedepletie vergeleken met 162 (6.8%) in de placebo groep; er was geen significant verschil tussen de groepen. Bijwerkingen die te maken hadden met nierfalen traden op bij 153 patiƫnten (6.5%) in de dapagliflozine groep versus 170 patiƫnten (7.2%) in de placebo groep; ook hier was geen significant verschil tussen de groepen. Wat betreft het optreden van hypoglykemieƫn en amputaties van de onderste ledematen was er tussen beide groepen geen verschil.
Belangrijkste resultaten
Geconcludeerd kan worden dat in de DAPA-HF trial de samengestelde primaire uitkomst van CV-sterfte en verslechterende HF-events verlaagde bij patiƫnten met verminderde ejectiefractie (HFrEF) met en zonder diabetes. De belangrijkste resultaten zijn:
- Behandeling met dapagliflozine resulteerde in een verlaging van het primaire eindpunt van CV-sterfte en verslechterend HF-event in vergelijking met placebo (HR: 0.74, 95%CI: 0.65-0.85, P=0.00001, NNT=21).
- Sterfte door alle oorzaken was verlaagd in de dapagliflozine-groep in vergelijking met de placebo-groep (HR: 0.83, 95%CI: 0.71-0.97, P=0.022).
- Individuele eindpunten (HF-ziekenhuisopname/spoedbezoek voor HF, HF-ziekenhuisopname, CV-sterfte, CV-sterfte/HF-ziekenhuisopname, sterfte door alle oorzaken) waren allemaal verlaagd bij patiƫnten die dapagliflozine namen in vergelijking met patiƫnten in de placebogroep.
- Dapagliflozine werd goed verdragen.
- In de dapagliflozine-groep was het percentage patiĆ«nten met ā„5 punten verbetering in de Kansas City Cardiomyopathy Questionnaire (KCCQ) verhoogd en patiĆ«nten met ā„5 punten afname verlaagd in vergelijking met de placebo-groep.