Voor de behandeling diabetes is dit een relevant onderwerp, immers glucoseverbruik door de spieren kan tijdens inspanning met een factor 50 toenemen ten opzichte van rust. Hoeveel is hiervan insuline-gemedieerd en hoeveel alleen door inspanning? En hoe is de dynamiek van deze verandering in glucose-opname door de spieren?
Om dit te onderzoeken voerde Prof. El Youssef en zijn team een onderzoek uit bij 26 personen met T1DM, die allen hetzij een 45 minuten durende gematigde of een 45 minuten durende intensieve inspanning moesten leveren in een testsituatie. Waarbij met een insuline infuus en een glucose infuus de insulinespiegel en de glucosespiegel constant werden gehouden (een clamp studie).
Door gebruik te maken van radioactieve isotopen kon hiermee zowel glucoseverbruik door de spieren (Rate of disposal (Rd)) als glucoseproductie door de lever gemeten worden (Rate of appearance (Ra)). Normaliter onderdrukt insuline de Ra en stimuleert insuline de Rd. Door de inspanning te leveren bij zowel een lage, een hoge, als een daar tussenin liggende insulinespiegel, kon berekend worden hoeveel Ra en Rd veranderen tijdens en na de inspanning.
Het resultaat – gepresenteerd tijdens de ATTD – bleek te zijn dat tijdens inspanning vooral het niet-insuline afhankelijke glucoseverbruik (Rd) stijgt tijdens de inspanning en snel weer daalt. Terwijl het insuline-gemedieerde verbruik langzamer steeg en uren na de inspanning nog verhoogd bleef.
Wat betreft de glucoseproductie door de lever (Ra); deze steeg alleen tijdens de intensieve inspanning (en bleef nog een factor 3-7 lager dan het glucoseverbruik tijdens die inspanning).
De betekenis van deze studie ligt hem in het ontrafelen van wat je met moduleren van insulinespiegels zou kunnen doen bij het ontwikkelen van algoritmen en wat puur van de (soort) inspanning afhankelijk is. Mogelijk komen er in de toekomst hulpmiddelen, waarbij de duur en soort inspanning automatisch meegenomen worden in het model om insulinedoseringen tijdig aan te passen.
Referentie: