Boezemfibrilleren komt vaker voor bij mensen met diabetes mellitus. Diabetes mellitus is een onafhankelijke voorspeller van de ontwikkeling van boezemfibrilleren, en diabetes mellitus maakt deel uit van de CHA2DS2-VASc score als een onafhankelijke voorspeller van een beroerte bij patiënten met boezemfibrilleren. Boezemfibrilleren komt ook vaker voor bij patiënten met hartfalen, en gaat gepaard met een slechtere prognose. Het voorkómen van boezemfibrilleren bij risicopopulaties is een belangrijk doel om symptomen, beroerte en verergering van hartfalen te voorkomen.
Veel behandelingen voor patiënten met hartfalen, waaronder ACE-remmers, angiotensinereceptorblokkers, mineralocorticoïdreceptor-antagonisten, en β-blokkers, verlagen niet enkel het risico op sterfte aan hart- en vaatziekten en hartfalen,  maar eveneens het risico op boezemfibrilleren. Van SGLT2-remmers  is recentelijk aangetoond dat zij het risico op sterfte aan hart- en vaatziekten en hartfalen bij mensen met type 2 diabetes mellitus verminderen. In het huidige nummer van Circulation rapporteren Zelniker et al. het risico op boezemfibrilleren of boezemflutter bij mensen met type 2 diabetes mellitus en meerdere cardiovasculaire risicofactoren of manifest atherosclerotisch vaatlijden in de DECLARE-TIMI 581 (cardiovasculaire veiligheidsstudie om het effect van dapagliflozine op de incidentie van cardiovasculaire gebeurtenissen te evalueren).
Resultaten
Dapagliflozine, een SGLT2- remmer, verminderde het relatieve risico op boezemfibrilleren/flutter met 19% (hazard ratio, 0,81 [95% BI, 0,68–0,95], 264 versus 325 patiënten met een (nieuwe) episode van boezemfibrilleren/flutter). Deze vermindering van het aantal episodes boezemfibrilleren/flutter was consistent, ongeacht de aanwezigheid van atriumfibrilleren, hartfalen, of manifest atherosclerotisch vaatlijden bij aanvang van de studie.
Conclusie en relevantie voor de praktijk
Is deze vermindering van boezemfibrilleren/flutter door dapagliflozine een reële bevinding? Het feit dat veel behandelingen voor chronisch hartfalen gepaard gaan met een vermindering van boezemfibrilleren ondersteunt dat dapagliflozine, dat eveneens zeer effectief is bij het voorkomen van hartfalen, effectief zou kunnen zijn. Bovendien kunnen verschillende andere effecten van SGLT2-remmers, zoals vermindering van het lichaamsgewicht, een verbeterde energiehuishouding in de hartcel, verlaging van bloeddruk en een verbeterde arteriële compliantie, instrumenteel zijn in een vermindering van boezemfibrilleren. Echter, boezemfibrilleren was een secundair eindpunt dat niet prospectief werd verzameld. Ook werden de effecten niet consequent gezien in de andere cardiovasculaire veiligheidsstudies betreffende SGLT2-remmers. Twee van de 3 veiligheidsstudies rapporteerden lagere percentages boezemfibrilleren, maar de absolute reductie was zeer klein, in het bereik van 0,1% tot 0,2% per jaar2. Er was bovendien geen consistente vermindering van het aantal beroertes met SGLT2-remmers, iets waarop je zou hopen als er een klinisch relevante vermindering van boezemfibrilleren zou zijn aangetoond. Kortom, meer onderzoek is nodig.
Referenties
- Zelniker, et al. Effect of Dapagliflozin on Atrial Fibrillation in Patients With Type 2 Diabetes Mellitus Insights From the DECLARE-TIMI 58 Trial. Circulation. 2020;141:1227–1234.
- Granger CB, Mahaffey KW. Preventing Atrial Fibrillation With Treatments for Diabetes Mellitus. Circulation. 2020;141:1235–1237.