De afgelopen jaren is er steeds meer aandacht voor de rol van de bacteriële samenstelling van de darm in ziekte. Een concreet succesverhaal is het genezen van terugkerende clostridium difficile infecties middels feces transplantaties.1 Hierbij is er echter sprake van een duidelijke dysbiose in de darm die daadwerkelijke verholpen kan worden middels de introductie van gezonde donor feces. Bij andere aandoeningen is dit vaak een stuk complexer.
Onder leiding van Max Nieuwdorp wordt er in het Amsterdam UMC veel onderzoek verricht naar de ingewikkelde relatie tussen het fecale microbioom en het metabool syndroom danwel type 2 diabetes. Hieruit is onder andere gebleken dat feces van slanke mensen insuline gevoeligheid bij mensen met het metabool syndroom verbeterd en dat dit te verklaren is door veranderingen in plasma metabolieten.2 De vraag of er ook potentie is voor een dergelijke beïnvloeding bij mensen met type 1 diabetes (T1D) werd besproken in de ADA sessie ‘The Microbiome in Type 1 Diabetes—Where Are We Now?’
Max Nieuwdorp sprak tijdens de ADA 2020 virtual sessions vanuit de Nederlandse nacht over een recente studie (submitted) die primair is uitgevoerd door Pieter de Groot. Ze keken naar het effect van feces transplantatie bij mensen met recent gediagnosticeerde T1D met positieve antilichamen en β-cel restfunctie (C-peptide > 0.2 mmoll). Er is voor deze vroege interventie gekozen, omdat een dergelijke therapie waarschijnlijk weinig zinvol meer is bij reeds langer bestaande T1D gezien de irreversibele schade.
Het voordeel van een dergelijke interventie studie is het feit dat het goed mogelijk is causaliteit te onderzoeken aangezien elke persoon zijn eigen controle is, dat darmbiopten mogelijk zijn, en dat er geen enorm grote aantallen nodig zijn. Een evident nadeel is echter de bewerkelijkheid van de procedures, wat ook hier duidelijk bleek. Met veel pijn en moeite is het gelukt om 20 deelnemers te werven die werden gerandomiseerd naar naar autologe danwel allogene feces transplantaties op 0, 2 en 4 maanden na diagnose.
Na 12 maanden bleek er verrassend genoeg met name sprake van duidelijke β-cel preservatie na autologe fecestransplantatie, en veel minder na allogene fecestransplantatie. β-cel werd geobjectiveerd als nuchter C-peptide en als C-peptide response op een maaltijd. Hoewel autologe transplantatie meestal geen shift in microbiële samenstelling teweeg brengt was dit nu wel het geval, en C-peptide respons was geassocieerd met specifieke bacteriën. Ook is het effect mogelijk te verklaren door het effect van transplantatie in de dunne darm op verworven immuniteit (T-cel functie). Een erg interessant en hoopvolle bevinding, maar er is nog een lange weg te gaan tot een klinisch toepasbare interventie. Max Nieuwdorp concludeert dan ook dat: ‘Onze studie laat zien dat een deel van β-cel destructie in T1D gestabiliseerd zou kunnen worden door microbioom based interventies. Of dit dan moet berusten op bacteriën, metabolieten of virussen zal de toekomst leren.’
Referenties
- Van Nood et al. Duodenal Infusion of Donor Feces for Recurrent Clostridium difficile. N Engl J Med 2013; 368:407-415
- Kootte et al. Improvement of Insulin Sensitivity after Lean Donor Feces in Metabolic Syndrome Is Driven by Baseline Intestinal Microbiota Composition. Cell Metab. 2017;26(4):611-619.e6.