Monoclonale antilichaam-therapie (alirocumab) bij behandeling van hyperlipidemie bij type 1 en type 2 diabetes met een hoog CV risico
Ondanks het feit dat dyslipidemie een belangrijke cardiovasculaire risicofactor is bij zowel type 1 als type 2 diabetes bereikt een significant deel van de patienten, ook bij gebruik van statines, de aanbevolen lipide streefwaarden niet. Zo blijven ze zitten met een verhoogd risico op cardiovasculaire complicaties.
Bij type 2 diabetes wordt dat nog verergerd omdat er vaak sprake is van een combinatie van lipiden-afwijkingen waardoor behandeling extra moeilijk is. Bij type 1 diabetes leidt inadequate glucoseregulatie tot het ontwikkelen van aspecten van het metabool syndroom met een lipidenprofiel dat lijkt op dat van type 2 diabetes.
Een mogelijke toevoeging aan behandeling met statines is het voorschrijven van fenofibraat, alhoewel van die benadering geen afname van het cardiovasculaire risico is aangetoond.
In 2003 is het PCSK9-gen ontdekt, dat inmiddels een aangrijpingspunt is voor behandeling van patienten met een hoog cholesterol met monoclonale antilichamen zoals alirocumab.
De resultaten van de twee fase 3b/4 ODYSSEY diabetes studies laten nu zien dat alirocumab, voorgeschreven naast de maximaal getolereerde dosis van statines, de LDL-C concentratie zowel bij patienten met type 1 als type 2 diabetes significant verlaagt. Bovendien verlaagt deze combinatiebehandeling de non-HDL cholesterolwaarden beter dan de gebruikelijke behandeling en ook beter dan fenofibraat.
De vraag blijft of cardiovasculaire events en overlijden ook worden voorkomen of uitgesteld, en of dat dan de hoge prijs van deze behandeling waard is, al is bekend dat gemiddeld iedere 1 mmol/l daling van het LDL-gehalte ongeveer 20% reductie van het relatieve risico op ziekte of sterfte door hart- en vaatziekten geeft, en 10% daling van het relatieve risico op sterfte in het algemeen (Silverman, 2016; Baigent, 2010).