samenvatting
Systemen met geautomatiseerde insulinetoediening (AID-systemen) hebben de type 1-diabeteszorg belangrijke glykemische verbeteringen gebracht. Dit artikel geeft een overzicht van hun psychologische aspecten. Klinische en observationele studies vonden een toename in diabetesspecifieke kwaliteit van leven. Kwalitatieve studies beschreven een minder belastende zelfzorg, meer flexibiliteit en verbeterde relaties. Helaas zijn niet alle ervaringen positief, geïllustreerd door snel afnemend gebruik van het algoritme na de start. Hierbij spelen − naast financiële en logistieke redenen − ook frustraties met de technologie, problemen rondom het dragen van het systeem en het niet voldoen aan verwachtingen een rol. De systemen brengen verder nieuwe uitdagingen met zich mee, zoals wantrouwen in de beslissingen van het algoritme, afhankelijkheid van technologie en het 'verleren' van vaardigheden, compensatiegedrag om het systeem te overrulen of voor de gek te houden, en zorgen rondom het dragen van meerdere apparaten op het lijf. Toekomstig onderzoek kan zich richten op technologiegebruik in onderbelichte groepen (bijvoorbeeld mensen met een lagere sociaaleconomische status), het herzien van bestaande vragenlijsten gegeven nieuwe technologische ontwikkelingen, het adresseren van bias in het voorschrijven van technologie, het al dan niet integreren van stressreactiviteit in het algoritme en het ontwikkelen van concrete strategieën om mensen te ondersteunen in het gebruik van technologie. Een open dialoog met zorgverleners en andere mensen met diabetes over verwachtingen, voorkeuren en behoeftes komt de samenwerking tussen de persoon met diabetes en het AID-systeem ten goede.