De NVDO bestaat dit jaar 50 jaar. Dat betekent vijf decennia aan diabetesonderzoek. We vroegen enkele oud-voorzitters naar de ontwikkeling in het diabetesveld, de rol van de NVDO hierin en de meerwaarde van de jaarlijkse ADDRM.
Cees Tack
‘Medeorganisator van de EASD 2007 in Amsterdam’
Ik ben zelf lid van de NVDO sinds 1990 en zat in het bestuur vanaf 2002. Bijzonder is dat ik tijdens mijn voorzitterschap medeorganisator was van EASD 2007 die dat jaar in Amsterdam werd gehouden.
Destijds waren er twee bijeenkomsten per jaar, maar met name de voorjaarsbijeenkomst, zeker op zaterdag verloor steeds meer deelnemers. In “mijn bestuursperiode” besloten we te stoppen met de voorjaarsbijeenkomst en de najaarsbijeenkomst op te plussen door ook allerlei kleinere groepjes (diabetes en psychologie/PSAD, epidemiologie en diabetes, en ook de obesitasclub (NASO) daarbij onder te brengen in parallelsessies voor hun eigen feestje en in gezamenlijke sessies. Ik ben er wel een beetje trots op dat dit model ongeveer tot op de dag van vandaag bestaat. De locatie is destijds vele jaren in Oosterbeek geweest.
De NVDO heeft de taak om een platform te bieden voor het delen en verspreiden van de grote ontwikkelingen in het diabetesveld. Ik zie de NVDO als een gemeenschap van diabetesonderzoekers uit verschillende velden, als jaarlijks ijkpunt van waar we staan in Nederland met het diabetesonderzoek en als netwerk. En het is mooi dat dit al 50 jaar zo doorgaat. Ik hoop en verwacht ook wel dat dat zo zal blijven.
Het meer integreren van de bijeenkomst met de clinici is wel altijd een wens geweest, maar nooit zo sterk uit de verf gekomen, dat is een continu punt van aandacht. Al met al kijk ik met veel plezier terug op de bijdrage die ik kon leveren aan het diabetesveld in het algemeen en de NVDO in het bijzonder.
Matthijs Hesselink
Van 2014-2019 ben ik actief geweest binnen het NVDO-bestuur, waarvan de laatste periode als voorzitter. Ik was (denk ik) de eerste voorzitter van NVDO met een achtergrond in basaal klinisch onderzoek, zonder arts te zijn. Tijdens mijn periode in het bestuur waren een 5-tal verschillende hoofdonderwerpen:
- De opkomst van regeneratieve geneeskunde die met name bij type 1-diabetes een belangrijke rol lijkt te spelen
- De opkomst van onderzoek naar de eerdergenoemde ‘nieuwere geneesmiddelen’ (GLP1ra, DPP4i, SGLT2i
- De opkomst (en neergang?) van onderzoek naar de vermeende centrale rol van inflammatie in ontwikkeling insuline resistentie en type 2-diabetes
- De opkomst (maar voorzichtig dalende? impact) van het onderzoek van het gastro-intestinale microbiome bij (diabetes gerelateerd) metabole verstoringen
- De niet aflatende zoektocht naar een breed spectrum van (al dan niet gecombineerde) leefstijlinterventies, met een vermeend gunstig effect op insuline gevoeligheid. Binnen dit spectrum valt te denken aan verschillende inspanningsprogramma’s (duur, kracht, hoog intensiteitsinterval training, het doorbreken van zittijd, exercise snacks etc), maar ook aan dieet interventies (selectief weglaten macronutriënten, intermittend fasting, alternate day fasting, tijdsgebonden eten, verschillende supplementen), omgevingsinterventies (koude blootstelling, licht blootstelling (intensiteit en kleur), warmte blootstelling, en de timing van al dit type interventies (ten opzichte van de kloktijd, ten opzichte van de biologische klok, ten opzichte van slaap, ten opzichte van de maaltijd, ten opzichte van elkaar)
Mijn (weinig originele en niet moeilijke) voorspelling is dat het komende decennium in het teken zal staan van het optimaliseren (personaliseren) van combinaties van deze nieuwere geneesmiddelen. Mijn hoop is dat -zeker in de vroege fasen van het optreden van insuline resistentie- de kracht van gecombineerde leefstijlinterventie daarbij niet over het hoofd gezien wordt. Te meer omdat (gecombineerde) leefstijlinterventies een palet aan voordelen kan bieden die duidelijk glucose regulerend overstijgend zijn. Daarbij valt naast cardiovasculaire en pulmonale verbeteringen, te denken aan mentale gezondheid, cognitief functioneren, en bot- en gewrichtsgezondheid.
In mijn (voorzitters)periode was de meest zichtbare NVDO-activiteit, het organiseren van de ADDRM. De ADDRM dagen zijn uniek in hun soort. Dit vanwege het feit dat het een laagdrempelig platform biedt aan clinici én basale onderzoekers om gezamenlijk hun nieuwste data op elk van de eerder genoemde topics en/of mijlpalen te delen en te bediscussiëren met collega’s uit het veld. Het compacte en informele karakter van de bijeenkomst, gelardeerd met frequente ontspanningsmomenten, maakt het ook een prima netwerkbijeenkomst dat een ieder desgewenst kan gebruiken om zich voor te bereiden op grotere (inter)nationale congressen.
Het is een bijeenkomst waar ik altijd met plezier naar uitkijk en naar toe zal proberen te gaan. Het is ook een bijeenkomst waar ik vrijwel altijd met veel plezier en nieuwe kennis op terug kijk. Verder denk ik dat ‘diabetes Nederland’ zich gelukkig mag prijzen met een bijeenkomst als het ADDRM.
Als ik terugkijk op mijn periode als voorzitter was dat een periode waarin ik enorm veel geleerd heb. Geleerd over de gebieden van diabetesonderzoek die buiten mijn directe onderzoeksgebied vielen, geleerd over organisatie en interactie met (industriële)sponsoren, geleerd over het omgaan met verschillende persoonlijkheden, niet zelden onder tijdsdruk of ten tijde van hoge mentale druk. Maar bovenal heb ik geleerd hoe leuk en inspirerend het kan zijn om samen met een groep enthousiaste, ambitieuze, maar ook drukbezette mensen te werken aan iets leuks dat soms ook uitdagend is.
Ik vond het superleuk om te doen, of in meer modernere terminologie (en zonder andere weefsels te kort te willen doen), ik vond het vet gaaf!
Marten Engelse
‘Elk jaar een andere ADDRM door wijziging locatie en COVID-19’
Mijn periode als voorzitter was uitdagend, doordat mijn medebestuurders en ik, samen met MedOnline, continu een andere ADDRM moesten organiseren. We hebben samen de transitie van Oosterbeek naar Wageningen als congreslocatie van de ADDRM mogelijk gemaakt. Dit viel samen met het 45-jarig jubileum van de ADDRM. Daarna waren er twee jaren waarbij de ADDRM door de COVID- pandemie werd beheerst: één keer werd een volledige ONLINE ADDRM van de voren gepland en uitgevoerd. Nog nooit hadden we zoveel individuele deelnemers aan de ADDRM. En één keer werd met het oog op een “code-zwart COVID risico” een week voor de geplande datum van de ADDRM het congres geannuleerd. Drie maanden later hebben we alsnog een tweede ADDRM georganiseerd en tot uitvoer gebracht.
Door de dreiging van COVID hebben we de ADDRM eerder in het kalender jaar gepland om te zorgen dat we geen “code zwart COVID” afbreuk meer zouden kunnen hebben. Door deze vervroeging in het jaar heeft het NVDO-bestuur veel moeten bijsturen om de kwaliteit, inhoud en bezoekersaantallen van de ADDRM op peil te houden.
En, het is gelukt, samen met het NVDO-bestuur en dankzij de samenwerking met Jeroen Hof. Wat een leuke club mensen. Door alle jaren heen dat ik in het bestuur van de NVDO (eerst als lid, later als voorzitter) heb mogen zitten was er geen onvertogen woord en hebben we met veel plezier een paar fraaie ADDRM’s op de planken gezet.
Als ik terugblik op nu al 5 decennia diabetesonderzoek zijn er verschillende grote ontwikkelingen,. Denk aan de ontwikkeling van draagbare sensortechnologie en bijbehorende insuline (/glucagon) pompen, de ontwikkeling en invoering van de SGLT-2 remmers en van de incretine preparaten. En, baanbrekend: eilandjes transplantatie bij mensen met type 1-diabetes en een van de eerste (mogelijk succesvolle) stamcel therapieën in de wereld: stamcel-derived beta cellen voor transplantatiedoeleinden bij mensen met type-1 diabetes.
Via de NVDO biedt de ADDRM de (enige) plaats en tijd in het jaar waar de laatste ontwikkelingen in diabetes research en diabetestherapie voor alle onderzoekers (zowel klinische- als basale onderzoekers) kritisch worden besproken. Zowel onderzoek voorafgaande en bijdragende aan nieuwe ontwikkelingen, als onderzoek naar aanleiding van de nieuwe ontwikkelingen komen aan de orde. De NVDO, samen met de Diabeteskamer en de NVDO-zusterverenigingen, vormt een cement tussen alle aspecten van diabetes onderzoek in Nederland.
Voor mij persoonlijk is de ADDRM een unieke plaats waar basaal onderzoek, klinisch onderzoek en therapie, door de zusterverenigingen in haar verschillende facetten belicht, bij elkaar komen. Altijd een warm bad van collegialiteit en vriendschap. Een plaats waar contacten worden gelegd en bestaande relaties worden onderhouden.
Nel Duijvesteijn
’45 jaar lid van de NVDO!’
Als arts-assistent in opleiding was ik al lid van de NVDO (dus waarschijnlijk al 45 jaar!) en vond het altijd interessante zaterdagen (!). Op een gegeven moment was het niet meer sociaal aanvaardbaar om deze bijeenkomst op een zaterdag te houden die tot 17.00 uur duurde. Vervolgens werd het vrijdagmiddag en zaterdagochtend en uiteindelijk op donderdag en vrijdag tot de lunch.
In mijn tijd als voorzitter was de NVDO nog heel klein en waren er niet meer dan 50 mensen op onze vergaderingen die twee keer per jaar werden gehouden. Hier werd vooral basaal onderzoek gepresenteerd en af en toe iets klinisch. De vorming van de ADDRM is pas na mijn tijd (1996-1999) als voorzitter ontstaan.
Als ik terugkijk op de ontwikkelingen op het gebied van diabetesonderzoek zijn dat er heel wat. Wat betreft diabetes type 1 in het algemeen: de ontwikkeling van closed loop-systemen en de realisatie dat ook mensen met type 1-diabetes een duidelijk verhoogd cardiovasculair risico hebben, waar mijns inziens nog te weinig voor aan preventie wordt gedaan. Verder de (nog trage) ontwikkeling van “slimme insulines”, ontwikkeling van stamcellen tot bètacellen (vorming van organoïde) en eilandjestransplantatie.
Wat betreft type 2-diabetes de komst van de incretines die eindelijk hebben gezorgd voor een meer effectieve glucosebehandeling en de toegenomen aandacht voor type 2-diabetes als een gevaarlijke cardiovasculaire aandoening, door zowel eerste als tweede lijn zorgverleners.
Specifiek voor Nederland: elk universitair centrum heeft zo zijn eigen focus, maar door middel van de betere IC- systemen in de ziekenhuizen zijn ze nu ook in staat naar klinische uitkomsten te kijken binnen het “Parelsnoer” project. De landelijke registratie van patiëntengegevens in de 2e lijn (DPARD) lijkt ook eindelijk een beetje van de grond te komen, zodat we hopelijk binnen afzienbare tijd ook werkelijk iets kunnen zeggen over onze uitkomsten van zorg.
De jaarlijkse ADDRM is een goed ijkpunt wat er in Nederland aan onderzoek gebeurt en goed voor onderlinge communicatie. Persoonlijk vind ik de jaarlijkse bijeenkomst heel inspirerend, maar de deelname van de internisten (ten onrechte) nog te beperkt ondanks het feit dat er al enige jaren klinische sessies zijn. Het aantal dagen scholing voor een specialist is natuurlijk beperkt en men gaat dan liever naar de EASD of ADA, wat ik ook wel weer begrijp.
Door: Matthijs Hesselink
Mijlpalen in 50 jaar diabetesonderzoek, in chronologische volgorde:
- Mijpaal 1: In 1977 werd de Nobelprijs voor fysiologie en geneeskunde toegekend aan 3 mensen. Rosalyn Yalow was één van de laureaten en kreeg de prijs voor haar ontwikkeling van de radio-immunoassay voor peptide hormonen. Hierdoor werd het mogelijk om snel en op grote schaal de insuline concentraties in humaan bloed te meten. Dat heeft ten grondslag gelegen aan de bevinding dat type 2-diabetes primair gepaard gaat met verhoogde, en niet met verlaagde, insuline waarden en heeft geleid tot de conclusie dat er dus sprake moet zijn van insulineresistentie bij type 2-diabetes.
- Mijlpaal 2: In 1984, dus voor de ontdekking van glucose transporter 4 (GLUT4), werd door Thorkil Ploug, Henrik Galbo en Erik richter aangetoond dat de glucoseopname in de spier sterk verhoogd kon worden door spiercontracties, onafhankelijk van de aanwezigheid van insuline (American Journal of Physiology; Endocrinology and Metabolism, Vol. 247, No. 6, 12.1984, p. E726-731). Deze waarneming geeft de mechanistische onderbouwing voor de glucose homeostase regulerende effecten die ten grondslag liggen aan de gunstige effecten van lichamelijke inspanning op type 2 diabetes.
- Mijlpaal 3: Dit is een, wat mij betreft, ‘retrospectieve mijlpaal’. Een mijlpaal die destijds volkomen aan mijn aandacht voorbij is gegaan omdat het grotere belang van deze bevinding zich pas recent in volle glorie openbaart. Het betreft de bevinding in 1987 door het lab van Habener dat GLP1 een endogene regulator is van insuline productie door de pancreas (PNAS, May 15, 1987 84 (10) 3434-3438). Deze bevinding ligt ten grondslag aan het huidige succes van incretine gebaseerde therapie voor type 2-diabetes.
- Mijlpaal 4: De ontdekking van glucose transporter 4 (GLUT4) door David James en Paul Pilch (J Biol Chem. 1987 Aug 25; 262(24):11817-24) en hun observatie dat GLUT4 zich onder invloed van insuline én spiercontracties verplaatst van een intracellulaire locatie naar de spiercelmembraan om aldaar het transmembraan transport van glucose te faciliteren Nature. 1988 May 12; 333(6169):183-5. Dit is de verklaring van de observaties door Ploug en Richter in mijlpaal 2 en de basis voor de waarde van gecombineerde leefstijlinterventies met gewichtsverlies en lichamelijk inspanning als belangrijkste componenten.
- Mijlpaal 5: Dit is wat mij betreft een ‘ongoing milestone’. In 1997 werden de 6 jaars follow-up resultaten van de eerste – in 1987 grootschalig opgezette – gerandomiseerde clinical trial gepubliceerd waarin het effect van een gecombineerde leefstijlinterventie op de incidentie van type 2-diabetes werd bestudeerd. Na screening van >100.000 mensen werden in Da Qing in China 577 mensen met verstoorde glucosetolerantie (pre-diabetes) aan een dieet- een inspanningsinterventie of een combinatie daarvan onderworpen met een parallelle controlegroep zonder verdere interventie. Na 6 jaar had in de controlegroep 68% van de mensen type 2 diabetes ontwikkeld. Die getallen lagen aanmerkelijk lager in de dieet groep (44%), in de inspanningsgroep (41%) en in de combinatie interventie (46%) Pan XR et al., Diabetes Care 1997; 20: 537–44. In 2019 zijn de 30-jaars follow-up data gepresenteerd. Deze data laten zien dat het in de dieet- en in de combinatie interventie-groep de ontwikkeling van type 2-diabetes zo’n 4 jaar langer duurde en de levensverwachting met 1.44 jaar was toegenomen (Gong, Q. Lancet Diabetes Endocrinol 2019; 7: 452–61). Vergelijkbare studies hebben inmiddels vergelijkbare resultaten laten zien en de kost-effectiviteit van dit type interventies aangetoond
- Bonus Mijlpaal: In 2008 werd er door de FDA en de EMA een oproep gedaan om te komen tot een grondiger evaluatie op cardiovasculair risico van geneesmiddelen die leidden tot een (te?) strikte glucoseregulatie. Dit vanwege het vermoeden dat de negatieve bijvangst van erg strikte glucose regulatie zou kunnen bijdragen tot een toename van het aantal cardiovasculaire incidenten. De ontwikkeling van incretine gebaseerde geneesmiddelen, waaronder de GLP1-receptoragonisten en de dipeptidyl peptidase 4 remmers (DPP4i) hebben inmiddels bewezen gunstige effecten op glykemische controle. Ook de SGLT2-remmers, die de glucosereabsorptie door de nier remmen en dientengevolge de uitscheiding van glucose via de nieren stimuleren, hebben consistent gunstige effecten op de glucoseregulatie. Via deels nog niet verklaarde effecten hebben deze geneesmiddelen ook gunstige effecten op lichaamsgewicht, nierfunctie en cardiovasculaire functie. Vanaf 2015 hebben meerdere meta-analyses, naast gunstige effecten op glucose huishouding ook op overtuigende wijze de gunstige cardiovasculaire en renale bijvangst van zowel de GLP1receptor agonisten, de DPP4-remmers als de SGLT2-remmers aangetoond.